Als de leerlingen van Jezus in een storm terechtkomen en Hij hen tegemoet wandelt over het water, slaat de angst toe. In eerste instantie denken ze dat het om een SPOOK gaat. Petrus probeert zijn angst te overschreeuwen door tegen Jezus te zeggen: “Als U het bent, zeg dan dat ik bij U mag komen.” Dit klinkt natuurlijk superheilig (wat een geloof had die Petrus!), maar was het niet gewoon onzekerheid? Twijfelde Petrus aan de stem die Hij had gehoord? Of die wel écht van Jezus was? Had hij geen genoegen kunnen nemen met de geruststellende woorden “Rustig maar, wees niet bang. Ik ben het!”?